Pine heeft drie typen configuratiebestanden waar we ons over zullen ontfermen. Elk daarvan kan dezelfde instellingen bevatten, maar met een gevarieerde syntax. De afnemende voorrang voor elke instelling is: /etc/pine.conf.fixed, ~/.pinerc, en /etc/pine.conf. Feitelijk betekent dit dat als Pine naar een specifieke instelling aan het zoeken is dat het als eerste pine.conf.fixed controleert, als dit niet bestaat controleert het ~/.pinerc, en als dat niet bestaat doorzoekt het /etc/pine.conf.
~/.pinerc -- Dit is de lokale kopie van het configuratiebestand per gebruiker. Het is te vinden in de root van de homedirectory van de gebruiker en is alleen van invloed op die gebruiker. Je gebruikt deze configuratie als je geen superuser/root toegang tot de computer hebt waarop je Pine gebruikt. Voor het genereren van een nieuw configuratiebestand van dit type, voer je de opdracht 'pine -pinerc .pinerc.new' uit.
/etc/pine.conf -- Dit is het systeemomvattende configuratiebestand van Pine, dus het is van invloed op alle gebruikers die Pine op die machine uitvoeren (het kan alleen worden geïnstalleerd met het superuser/root account). De syntax is iets anders dan die in het ~/.pinerc bestand aangezien het alle gebruikers op het systeem moet vertegenwoordigen, niet slechts één. Om een nieuw configuratiebestand van dit type te genereren, voer je de opdracht 'pine -conf > pine.conf.new' uit.
/etc/pine.conf.fixed -- Dit heeft exact hetzelfde doel en syntax als het bestand /etc/pine.conf, behalve voor één eigenschap. De instellingen in het bestand kunnen niet worden overschreven door de instellingen in het ~/.pinerc bestand van de gebruiker. In wezen worden alle instellingen in dit bestand dus afgedwongen, en kunnen ze niet door de gebruiker worden gewijzigd. In beginsel zou dit bestand leeg moeten zijn. Je voegt instellingen zover nodig toe.
Elk van deze bestanden bevat instellingen in de vorm "trefwoord=waarde" paren. Je kunt deze instellingen met je favoriete editor (bv. vi) wijzigen. Voor wat betreft het bestand ~/.pinerc kan de gebruiker de instellingen direct vanuit Pine wijzigen, door de menu-items (S)etup en daarna (C)onfig te volgen. Ga voor LDAP instellingen naar (S)etup en vervolgens (D)irectory.
Dit zijn de van belang zijnde instellingen voor het communiceren met de Exchange Server:
NOOT: De syntax van elke instelling zal worden getoond in de Voorbeeld configuratie.
user-domain -- Het deel van de domeinnaam van je e-mailadres (Dus bij een e-mailadres als gebruiker@jebedrijf.com, is jebedrijf.com je user-domain).
customized-hdrs -- Dit is de feitelijke "From:" header die in het bericht zal verschijnen dat je samenstelt voordat je het verzendt. Als je deze header niet specificeert, zal de naam van de gebruiker en de volledige naam uit het systeembestand /etc/passwd worden opgehaald. Er zijn nog andere variaties op de instelling van de "From:" header (zie Bronnen).
smtp-server -- De hostnaam van je SMTP server. Dit is wel of niet hetzelfde als je Exchange Server. (Met SMTP Authenticatie zul je een "/user" parameter aan het einde van deze instelling op moeten geven).
inbox-path -- Dit bevat het standaardpad naar je INBOX. (Dit zou moeten verwijzen naar de remote INBOX op je Exchange/IMAP server).
folder-collections -- Hierin staan verwijzingen naar andere verzamelingen folders die je wenst te bekijken. Er zijn slechts twee sets die erbij betrokken zijn. De eerste zijn je INBOX folders (persoonlijke folders die je aanmaakt in je INBOX), en de tweede zijn de Mailbox folders. Die laatste zijn standaardfolders (dwz Sent Items, Deleted Items, Drafts, Outbox, Public Folders, enz.)
default-fcc -- Deze folder bevat een carbon copy van alle berichten die je verzendt. (Deze zou op de Exchange server moeten verwijzen naar de folder "Sent Items")
postponed-folder -- Deze folder bevat uitgestelde berichten, die je later wilt afmaken. (Als je Outlook gebruikt, zou dit moeten verwijzen naar de folder "Drafts" op de Exchange server, anders creëer je er zelf één op de server).
ldap-server -- Dit is de hostnaam van je LDAP-server. Er zijn veel parameters beschikbaar waar je de documentatie van Pine voor zou kunnen raadplegen. (Dit zal worden gebruikt om toegang te krijgen tot de Global Adress List op de Exchange Server).
rsh-open-timeout -- Pine zal standaard rsh gebruiken om een verbinding te maken met IMAP. Dit is een integer waarde die de timeout periode voorstelt. (Aangezien Exchange servers rsh niet uitvoeren, gaan we deze feature deactiveren door deze waarde op 0 in te stellen).
Een potentieel probleem waar je mee te maken kunt krijgen is SMTP Authenticatie. In wezen betekent dit dat je een gebruikersnaam en wachtwoord moet opgeven voor gebruik van SMTP om email te verzenden. Ik heb geen officiële documentatie aangetroffen waarin uiteen wordt gezet dat Pine SMTP Authenticatie ondersteunt (eerder het tegendeel). Wat het meest in de buurt komt van wat ik vond is de mogelijkheid een /user Parameter aan de smtp-server instelling, welke kort werd benoemd in de change log van versie 4.20 naar 4.21. Het werd ook een paar keer genoemd op de listserv. (zie Bronnen)
Als je nog steeds problemen hebt, is hier een alternatief waar ik op uitkwam. Je kunt je SysAdmin je IP-adres aan de Exchange Server toe laten voegen zodat je de SMTP authenticatie kunt omzeilen.