Het aanmaken van het root-bestandssysteem bestaat uit het selecteren van de bestanden die nodig zijn om het systeem te draaien. In deze sectie wordt beschreven hoe een gecomprimeerd bestandssysteem gebouwd kan worden. Een minder algemene optie bestaat uit het bouwen van een ongecomprimeerd bestandssysteem op een diskette dat direct als root wordt gemount; dit alternatief wordt in de sectie Non-ramdisk Root Filesystem beschreven.
Op een root-bestandssysteem moet al datgene voorkomen wat nodig is om een volledig Linux-systeem te ondersteunen. Hiervoor moeten op de disk de minimum-vereisten voor een Linux-systeem worden opgenomen:
/dev, /proc, /bin, /etc, /lib, /usr,
/tmp
,sh, ls, cp, mv
, enz.,rc, inittab, fstab
, enz.,/dev/hd*, /dev/tty*, /dev/fd0
, enz.,Uiteraard is ieder systeem slechts dan van nut als je er iets onder kunt draaien, en een root-diskette komt meestal alleen van pas als je iets kunt doen als:
fsck
op je oorspronkelijke root-drive uitvoeren zolang het niet
is gemount.cpio, tar, gzip
en ftape
.We zullen beschrijven hoe een gecomprimeerd bestandssysteem te bouwen, het wordt zo genoemd omdat het op disk is gecomprimeerd en bij het booten op een ramdisk wordt gedecomprimeerd. Met een gecomprimeerd bestandssysteem kunnen er veel bestanden (bij benadering zes megabytes) op een standaard 1440K diskette passen. Omdat het bestandssysteem veel groter is dan een diskette, kan het niet op de diskette worden gebouwd. We moeten het elders bouwen, het comprimeren, en dan naar de diskette kopiëren.
Om een dergelijk root-bestandssysteem te bouwen, heb je een reserve device nodig welke groot genoeg is om alle bestanden voor compressie te kunnen bevatten. Je zal een device nodig hebben dat capabel is om ongeveer vier megabytes te kunnen bevatten. Er zijn verscheidene mogelijkheden:
RAMDISK_SIZE = nnnwaarmee het maximum-RAM is vastgesteld dat door een ramdisk in beslag kan worden genomen. De standaardwaarde is 4096K, wat voldoende zou moeten zijn. Je zou waarschijnlijk niet moeten proberen een dergelijke ramdisk op een computer met minder dan 8MB aan Ram te gebruiken. Controleer voor de zekerheid of je een device hebt als /dev/ram0, /dev/ram of /dev/ramdisk. Als dit niet zo is, maak /dev/ram0 dan aan met
mknod
(major nummer 1, minor 0).
man losetup
voor instructies over het gebruik van loopback devices.
Als je losetup
niet hebt, kun je het samen met compatibele versies van
mount
en unmount
ophalen vanuit het util-linux
package in de
directory
ftp://ftp.win.tue.nl/pub/linux/utils/util-linux/.
Als je op je systeem geen loop-device /dev/loop0,
/dev/loop1, etc.) hebt, zal je het aan moeten maken met
``mknod /dev/loop0 b 7 0
''. Zodra je deze speciale
mount
en umount
binaire bestanden hebt geïnstalleerd,
maak je op een harddisk met voldoende capaciteit een tijdelijk bestand
(bv, /tmp/fsfile). Je kunt gebruik maken van een commando als:
dd if=/dev/zero of=/tmp/fsfile bs=1k count=nnn
voor het aanmaken van een nnn-block bestand.
Gebruik hieronder de bestandsnaam in plaats van DEVICE. Bij het aanroepen van
een mount-commando moet je de optie ``-o loop
'' opgeven om mount aan
te geven dat het een loopback-device gebruikt.
Bijvoorbeeld:
mount -o loop -t ext2 /tmp/fsfile /mntzal /tmp/fsfile (via een loopback device) op het mountpoint
/mnt
mounten. Een df
zal dit bevestigen.
dd if=/dev/zero of=DEVICE bs=1k count=3000
Dit commando vult het device op met nullen. Deze stap is belangrijk omdat het bestandssysteem op het device later zal worden gecomprimeerd, dus alle ongebruikte delen zouden voor het behalen van een maximale compressie met nullen moeten worden opgevuld.
Maak vervolgens het bestandssysteem aan. De Linux-kernel herkent twee
typen bestandssystemen voor root-disks om automatisch naar ramdisk te
worden gekopieerd. Dit zijn minix en ext2, waarvan ext2 het
voorkeursbestandssysteem is. Bij het gebruik van ext2, kan het zijn dat je
het handig vindt, met de optie -i
meer inodes dan de standaard op
te geven; -i 2000
wordt aanbevolen, zodat je geen tekort zal hebben aan
inodes. Als alternatief kan je op veel inodes besparen door veel van de onnodige
/dev
-bestanden te verwijderen.
mke2fs
zal standaard 360 inodes op een 1.44Mb diskette aanmaken.
Ik bemerk dat 120 inodes op mijn huidige root-diskette ruim voldoende is,
maar als je alle devices in /dev
opneemt, dan zal het de
360 makkelijk overschrijden. Het gebruik van een gecomprimeerd
root-bestandssysteem staat een groter bestandssysteem toe, en vandaar
standaard meer inodes, maar mogelijk moet je toch het aantal bestanden
nog verminderen of het aantal inodes verhogen.
Dus het commando dat je gebruikt, zal er ongeveer zo uitzien:
mke2fs -m 0 -i 2000 DEVICE
(Als je een loopback-device gebruikt, zal het te gebruiken diskbestand
moeten worden opgegeven in plaats van dit DEVICE,
mogelijk vraagt mke2fs
om bevestiging).
Het commando mke2fs
zal de beschikbare ruimte automatisch detecteren
en zichzelf dienovereenkomstig configureren. De -m 0
parameter
voorkomt dat het ruimte voor root reserveert, en zorgt daarom voor meer
bruikbare ruimte op de disk.
Mount vervolgens het device:
mount -t ext2 DEVICE /mnt
(Je moet een mountpoint /mnt
aanmaken als het nog niet bestaat).
In de resterende secties wordt aangenomen dat alle doeldirectory's zich
relatief ten opzichte van /mnt
bevinden.
Hier is een redelijke minimumset aan directory's voor je root-bestandssysteem:
/dev
-- Devices, vereist voor I/O /proc
-- Directory stub vereist voor het proc bestandssysteem/etc
-- Systeem configuratiebestanden/sbin
-- Kritieke systeembinary's/bin
-- Basis binary's aangemerkt als onderdeel van het systeem/lib
-- Shared library's voor run-time ondersteuning/mnt
-- Een mountpoint voor beheer op andere disks/usr
-- Aanvullende utilities en applicaties(De hier gepresenteerde directory-structuur is alleen voor het gebruik van een root-diskette. Echte Linux systemen hebben een complexere en gedisciplineerde set gedragslijnen, genaamd de Filesystem Hierarchy Standard, voor het vaststellen waar de bestanden thuishoren).
Drie van deze directory's zullen leeg zijn op het root-bestandssysteem, dus
die hoeven alleen maar met mkdir
te worden aangemaakt.
De /proc
directory is in wezen een stub waaronder het proc
bestandssysteem wordt geplaatst. De directory's
/mnt
en /usr
zijn slechts mountpoints voor gebruik als
het boot/root systeem éénmaal draait. Vandaar nogmaals, hoeven
deze directory's slechts te worden aangemaakt.
De resterende vier directory's worden in de volgende secties beschreven.
Een /dev
directory met voor alle devices een speciaal bestand
om door het systeem te worden gebruikt is voor ieder Linux-systeem verplicht.
De directory zelf is een normale directory en kan met mkdir
op
gebruikelijke wijze worden aangemaakt. De speciale bestanden voor de devices
moeten echter op een speciale manier, met het commando
mknod
, worden aangemaakt.
Er is echter een kortere weg -- het kopiëren van de inhoud van je
bestaande /dev
-directory, waarbij je de niet gewenste bestanden
verwijdert. De enige vereiste hierbij is dat je de speciale bestanden voor
de devices met de optie -R
kopieert.
Hiermee zal de directory worden gekopieerd, zonder dat zal worden getracht
de inhoud van de bestanden te kopiëren.
Zorg ervoor dat je de hoofdletter R gebruikt. Als je de kleine
letter -r
switch gebruikt, zal dit waarschijnlijk tot gevolg hebben dat
je de gehele inhoud van alle harddisks kopieert -- of in ieder geval zoveel als
op een diskette past! Pas daarom op en maak gebruik van het commando:
cp -dpR /dev /mnt
uitgaande van een op /mnt
gemounte diskette.
De dp
switches zorgen ervoor dat symbolische links als links worden
gekopieerd in plaats van als doelbestand, en dat de oorspronkelijke
kenmerken behouden blijven, dus dat de informatie over de eigenaar behouden
blijft.
Als je het op de moeilijke manier wilt doen, gebruik je
ls -l
om de major en minor device-nummers voor de services, die
je wilt, te tonen, en maak je ze met behulp van mknod
aan.
Alhoewel de devices zijn gekopieerd, loont het de moeite na te kijken dat
eventuele door jou benodigde devices op de rescue-diskette zijn geplaatst.
ftape
maakt bijvoorbeeld gebruik van tape-devices, dus je zal
hiervan een kopie nodig hebben als je van plan bent je floppy tape-drive
vanaf de bootdisk te benaderen.
Voor ieder speciaal bestand voor een device is een inode vereist, en
inodes kunnen zo nu en dan een schaarse bron vormen, vooral op
diskette bestandssystemen. Het heeft daarom zin alle niet benodigde
speciale bestanden voor de devices uit de /dev
-directory van
de diskette te verwijderen. Veel devices op specifieke systemen zijn
klaarblijkelijk overbodig. Je kunt bijvoorbeeld met een gerust hart alle
device-bestanden die beginnen met sd
verwijderen als je geen
SCSI-disks hebt. Op vergelijkbare wijze kunnen alle device-bestanden
beginnend met cua
worden verwijderd, als je niet van plan bent
je seriële poort te gaan gebruiken.
Wees er zeker van dat je in ieder geval de volgende bestanden in deze
directory opneemt: console, kmem, mem, null, ram, tty1
.
In deze directory moeten een aantal configuratiebestanden voorkomen. Op de meeste systemen kunnen deze in drie groepen worden onderverdeeld:
rc, fstab, passwd
.
Niet essentiële bestanden kunnen worden geïndentificeerd met het commando:
ls -ltru
Hiermee worden bestanden in omgekeerde volgorde op de laatst benaderde datum weergegeven, dus als eventuele bestanden niet zijn benaderd, kunnen ze op een root-diskette achterwege worden gelaten.
Op mijn root-diskettes, heb ik het aantal configuratiebestanden onder de 15 weten te houden. Dit reduceert mijn werk tot 3 sets bestanden:
rc.d/*
-- systeem opstartscripts en scripts voor bij
het wijzigen van het runlevelfstab
-- lijst met te mounten bestandssystemeninittab
-- parameters voor het init
proces, het
eerst gestarte proces tijdens het booten.
passwd
-- lijst met gebruikers, homedirectory's, enz.group
-- gebruikersgroepen.
shadow
-- wachtwoorden van gebruikers. Mogelijk heb je deze
niet.
termcap
-- de terminal capaciteiten database.passwd
en shadow
zouden moeten worden geoptimaliseerd, als
de beveiliging van belang is, om het kopiëren van gebruikerswachtwoorden
van het systeem te voorkomen, en zodat wanneer je vanaf de diskette boot,
ongewenste logins worden verworpen.
Zorg ervoor dat in passwd
op z'n minst root
voorkomt.
Zorg ervoor dat de directory's en shells voorkomen, als je van plan bent
andere gebruikers in te laten loggen.
termcap
, de terminal database, is kenmerkend verscheidene honderden
kilobytes. De versie die je op je boot/root-diskette gebruikt zou zo moeten
worden geoptimaliseerd dat het slechts de te gebruiken terminal(s) bevat,
wat gewoonlijk slechts de linux-console
entry is.
Daarbuiten hoefde ik slechts twee bestanden te configureren en de inhoud daarvan is verbazingwekkend weinig.
rc
zou moeten staan:
#!/bin/sh /bin/mount -av /bin/hostname KangarooZorg ervoor dat de directory's goed zijn. Het is niet echt nodig
hostname
uit te voeren -- het ziet er gewoon beter uit als je hetwel doet.
fstab
zou op z'n minst moeten staan:
/dev/ram0 / ext2 defaults /dev/fd0 / ext2 defaults /proc /proc proc defaultsJe kunt de regels vanuit de bestaande
fstab
kopiëren, maar je zou
geen van je harddisk-partities automatisch moeten mounten; gebruik hiervoor
het sleutelwoord noauto
. Het kan zijn dat je harddisk beschadigd is
of niet meer werkt als de bootdisk wordt gebruikt.
Je inittab
zou zodanig moeten worden gewijzigd dat de
sysinit
regel rc
, of welk basisbootscript ook zal
worden gebruikt, uitvoert.
Als je er tevens verzekerd van wilt zijn, dat gebruikers niet via seriële
poorten in kunnen loggen, maak je commentaar van alle regels voor
getty
waarin een ttys
of ttyS
device aan het einde van de
regel is opgenomen. Laat de tty
poorten erin, zodat je op de console
in kunt loggen.
Een minimaal inittab
bestand ziet er ongeveer zo uit:
id:2:initdefault: si::sysinit:/etc/rc 1:2345:respawn:/sbin/getty 9600 tty1 2:23:respawn:/sbin/getty 9600 tty2
Het bestand inittab
definieert wat het systeem in diverse
toestanden uit zal voeren, waaronder bij het opstarten, het overgaan naar
multi-user mode, enz. Zorg ervoor de bestandsnamen in inittab
zorgvuldig te controleren; als init
het vermelde programma niet kan
vinden, zal de bootdisk blijven hangen, en zal je wellicht zelfs geen
foutmelding krijgen.
Een aantal programma's kunnen niet naar elders worden verplaatst, omdat
andere programma's hun locaties hebben ingeprogrammeerd.
Op mijn systeem is in /etc/shutdown, /etc/reboot
hardgecodeerd. Als ik reboot
naar /bin/reboot verplaats,
en het shutdown
-commando aanroep, dan zal de uitvoering ervan
mislukken omdat het 't bestand reboot
niet kan vinden.
Kopieer voor de rest alle tekstbestanden in je /etc
directory, plus
alle uitvoerbare bestanden in je /etc/
directory waarvan je
niet zeker bent of je ze niet nodig hebt. Raadpleeg als leidraad de listing
in de Sectie
Voorbeeld rootdisk directory listings.
Waarschijnlijk volstaat het alleen die bestanden te kopiëren, maar
systemen verschillen nogal, dus je kan er niet zeker van zijn dat dezelfde
set bestanden op je systeem equivalent is aan de bestanden in de lijst.
De enige zekere methode is te beginnen met inittab
en uit te werken
wat nodig is.
De meeste systemen maken nu gebruik van een /etc/rc.d/ directory
met shell-scripts voor verschillende run-levels. Het minimum is een enkel
rc
script, maar mogelijk is het eenvoudiger gewoon
inittab
en de directory /etc/rc.d vanaf je
bestaande systeem te kopiëren, en de directory rc.d
te
ontdoen van de shell-scripts omdat de verwerking niet relevant is voor
een systeemomgeving voor op een diskette.
De /bin
directory is een prima plaats voor extra utilities die
je nodig hebt voor het verrichten van basisbewerkingen, utilities zoals
ls
, mv
, cat
en dd
. Zie Appendix
Voorbeeld rootdisk directory listings voor een voorbeeldlijst met bestanden voor in de directory's
/bin
en /sbin
. Hierin staan geen utilities die nodig zijn
om bestanden vanuit een backup terug te plaatsen, zoals cpio
, tar
en gzip
. Dat komt doordat ik deze op een aparte utility-diskette plaats,
om ruimte op de boot/root-diskette te besparen. Zodra de boot/root-diskette
is geboot, wordt het naar de ramdisk gekopieerd waarbij het diskettestation
vrij blijft om een andere diskette, de utility-diskette, te mounten.
Ik mount deze meestal als /usr
.
De aanmaak van een utility diskette wordt hierna in de sectie Bouwen van een utility-disk beschreven. Waarschijnlijk is het wenselijk een kopie van dezelfde versie backuputilities, die worden gebruikt om de backups te schrijven, te beheren, zodat je geen tijd verspilt bij het proberen te installeren van versies die je backuptapes niet in kunnen lezen.
Zorg er in ieder geval voor dat je de volgende programma's opneemt: init
, getty
of equivalent, login
, mount
,
één of andere shell die je rc-scripts uit kan voeren, een
link van sh
naar de shell.
In /lib
plaats je de benodigde shared library's en loaders. Als de
benodigde library's niet in de directory /lib
zijn te vinden, zal
het systeem niet kunnen booten. Als je geluk hebt, zie je misschien een
foutmelding die aangeeft waarom niet.
Bijna ieder programma heeft op z'n minst de library libc
libc.so.N
nodig, waar N het huidige versienummer is.
Kijk in de directory /lib
. libc.so.N
is meestal een symlink
naar een bestandsnaam met een volledig versienummer:
% ls -l /lib/libc*
-rwxr-xr-x 1 root root 4016683 Apr 16 18:48 libc-2.1.1.so*
lrwxrwxrwx 1 root root 13 Apr 10 12:25 libc.so.6 -> libc-2.1.1.so*
In dit geval gebruik je libc-2.1.1.so
. Om andere library's op te
zoeken ga je door alle binaire bestanden die je van plan bent op te nemen
en controleer je daarvan de afhankelijkheden met het commando
ldd
. Bijvoorbeeld:
% ldd /sbin/mke2fs libext2fs.so.2 => /lib/libext2fs.so.2 (0x40014000) libcom_err.so.2 => /lib/libcom_err.so.2 (0x40026000) libuuid.so.1 => /lib/libuuid.so.1 (0x40028000) libc.so.6 => /lib/libc.so.6 (0x4002c000) /lib/ld-linux.so.2 => /lib/ld-linux.so.2 (0x40000000)
Ieder bestand aan de rechterkant is vereist. Het bestand mag een symbolische link zijn.
Een aantal library's is nogal groot en zal niet zo eenvoudig
op je root-bestandssysteem passen. De hierboven genoemde libc.so
bijvoorbeeld, is zo ongeveer 4 meg.
Je zal library's bij het kopiëren naar je root-bestandssysteem
waarschijnlijk moeten strippen. Zie de sectie
Terugbrengen van de grootte van het root-bestandssysteem voor instructies.
In /lib
moet je ook een loader voor de library's opnemen.
De loader zal óf ld.so
(voor a.out libraries)
óf ld-linux.so
(voor ELF libraries) zijn.
Nieuwere versies van ldd
geven je exact aan welke loader nodig is,
zoals in het voorbeeld hiervoor, maar oudere versies doen dit wellicht niet.
Als je niet zeker weet welke je nodig hebt, pas je het file
commando toe op de library. Bijvoorbeeld:
% file/lib/libc.so.4.7.2 /lib/libc.so.5.4.33 /lib/libc-2.1.1.so /lib/libc.so.4.7.2: Linux/i386 demand-paged executable (QMAGIC), stripped /lib/libc.so.5.4.33: ELF 32-bit LSB shared object, Intel 80386, version 1, stripped /lib/libc-2.1.1.so: ELF 32-bit LSB shared object, Intel 80386, version 1, not stripped
De QMAGIC
geeft aan dat 4.7.2
voor a.out library's is, en
ELF
geeft aan dat 5.4.33
en 2.1.1
voor
ELF zijn.
Kopieer de specifieke loader(s) die je nodig hebt naar het root bestandssysteem dat je aan het bouwen bent. Library's en loaders zouden zorgvuldig moeten worden gecontroleerd met de opgenomen binaire bestanden. Als de kernel een benodigde library niet kan laden, zal de kernel meestal zonder foutmelding afbreken.
Mogelijk dat je systeem dynamisch geladen library's nodig heeft, die voor ldd niet zichtbaar zijn.
Als er op je systeem gebruik wordt gemaakt van PAM (Pluggable Authentication Modules), moet je er een voorziening voor treffen op je bootdisk, ander zal je niet in kunnen loggen. PAM, is in 't kort een geraffineerde modulaire methode voor de authenticatie van gebruikers en het beheren van de toegang aan gebruikers tot services. Een eenvoudige manier om vast te stellen of op je systeem gebruik wordt gemaakt van PAM is de directory /etc op je harddisk te controleren op een bestand met de naam pam.conf of op een directory pam.d; als één van beiden bestaat, moet je een voorziening treffen voor een minimale ondersteuning van PAM. (Als alternatief voer je ldd uit op het uitvoerbare bestand login; als in de uitvoer libpam.so voorkomt, heb je PAM nodig).
Gelukkig heb je op bootdisks vaak niets te maken met beveiliging aangezien iedereen die fysieke toegang tot een computer heeft, meestal sowieso alles ermee kan doen. Daarom kun je PAM effectief deactiveren door het aanmaken van een eenvoudig /etc/pam.conf bestand in je root-bestandssysteem dat er ongeveer zo uitziet:
OTHER auth optional /lib/security/pam_permit.so OTHER account optional /lib/security/pam_permit.so OTHER password optional /lib/security/pam_permit.so OTHER session optional /lib/security/pam_permit.so
Kopieer ook het bestand /lib/security/pam_permit.so
naar je
root-bestandssysteem. Deze library is slechts zo'n 8K dus heeft het een
minimale overhead tot gevolg.
Deze configuratie staat iedereen volledige toegang tot de bestanden en services op je machine toe. Als beveiliging op je bootdisk je om één of andere reden lief is, zal je wat van je of je volledige harddisk's PAM setup naar je root bestandssysteem moeten kopiëren. Lees in ieder geval zorgvuldig de documentatie van PAM door, en kopieer alle benodigde library's in /lib/security naar je root-bestandssysteem.
Je moet tevens /lib/libpam.so op je bootdisk plaatsen. Maar je weet dit reeds aangezien je ldd op /bin/login toepaste, waarmee deze afhankelijkheid werd getoond.
Als je glibc (ala libc6) gebruikt, zal je voorzieningen moeten treffen voor name services anders zal je niet in kunnen loggen. Het bestand /etc/nsswitch.conf bestuurt voor diverse services de database lookups. Als je niet van plan bent services te benaderen vanaf het netwerk (bv DNS of NIS lookups), zal je een eenvoudig nsswitch.conf moeten prepareren dat er ongeveer zo uitziet:
passwd: files shadow: files group: files hosts: files services: files networks: files protocols: files rpc: files ethers: files netmasks: files bootparams: files automount: files aliases: files netgroup: files publickey: files
Hiermee wordt aangegeven dat iedere service alleen door lokale bestanden
zal worden geleverd. Je zal ook /lib/libnss_files.so.1
op
moeten nemen, welke dynamisch zal worden geladen om de bestands lookups
af te handelen.
Als je van plan bent het netwerk vanaf je bootdisk te benaderen, wil je
wellicht een nauwgezetter nsswitch.conf bestand aanmaken.
Zie de nsswitch manpage voor details. Houd in gedachten dat je
voor iedere service die je specificeert een
bestand /lib/libnss_
service.so.1
opneemt.
Als je een modulaire kernel hebt, zou je moeten overwegen welke modules je
na het booten vanaf je bootdisk wilt laden.
Wellicht dat je de ftape
en zftape
modules op wilt nemen, als je
backup-tapes op floppy tape staan, modules voor SCSI-devices als je ze hebt,
en mogelijk modules voor PPP of SLIP ondersteuning als je in een noodgeval
een verbinding wilt kunnen maken met het net.
Deze modules mogen in /lib/modules worden geplaatst. Je zou
ook insmod
, rmod
en lsmod
op moeten nemen.
Afhankelijk van of je modules automatisch wil laden, wil je wellicht ook
modprobe
, depmod
en swapout
insluiten.
Als je kerneld
gebruikt, doe deze dan samen met
/etc/conf.modules op de diskette.
Het belangrijkste voordeel bij het gebruik van modules is echter dat je niet-kritieke modules op een utility-disk kunt plaatsen en dat je ze wanneer nodig laadt, waarbij je dus minder ruimte verbruikt op je root-disk. Deze benadering verdient de voorkeur boven het bouwen van één zeer grote kernel met veel ingebouwde drivers, als je veel verschilende devices hebt.
Om een gecomprimeerd ext2 bestandssysteem te booten, heb je ingebouwde ondersteuning nodig voor een ramdisk en ext2. Hier kan niet als modules in worden voorzien.
Een aantal systeemprogramma's, zoals login
, klaagt als het bestand
/var/run/utmp en de directory /var/log niet
voorkomen.
Dus:
mkdir -p /mnt/var/{log,run} touch /mnt/var/run/utmp
Nadat je tenslotte alle benodigde library's hebt ingesteld, voer je
ldconfig
uit om /etc/ld.so.cache op het root-bestandssysteem opnieuw aan te maken.
De cache vertelt de loader waar de library's te vinden zijn.
Voor het opnieuw aanmaken van ld.so.cache
voer je de volgende commando's
uit:
chdir /mnt; chroot /mnt /sbin/ldconfig
De chroot
is nodig omdat ldconfig
altijd de cache voor het
root-bestandssysteem opnieuw aanmaakt.
Zodra je klaar bent met het constructureren van een root-bestandssysteem, unmount je het, en kopieer je het naar een bestand en comprimeert dat:
umount /mnt dd if=DEVICE bs=1k | gzip -v9 > rootfs.gz
Wanneer dit klaar is, zal je een bestand rootfs.gz
hebben, wat je
gecomprimeerde root-bestandssysteem is.
Je zou de grootte ervan moeten controleren om er zeker van te zijn dat het
op een diskette past; als dit niet zo is, zal je terug moeten gaan en
wat bestanden moeten verwijderen.
In Sectie
Terugbrengen van de grootte van het root-bestandssysteem
staan een aantal hints voor het terugbrengen van de grootte van het
root-bestandssysteem.