Vrijwel alle providers ondersteunen naast de zogenaamde scripted login ook het PAP authenticatie protocol voor het opzetten van een PPP verbinding. Vaak kan op de vraag ``wie heeft er scripts voor provider X'' beantwoord worden met ``probeer of je met PAP kunt inloggen''.
PPP is een is een afkorting voor ``Point-to-Point-Protocol'' (zie: rfc1331.txt). PAP is een afkorting voor `Password Authentication Protocol'' (zie: rfc1334.txt).
Omdat authenticate bij PAP op het op PPP niveau gebeurd gaat het inloggen sneller dan met een zognaamde scripted login omdat er met een scripted login altijd enige vertraging tussen de send en expect sequence zit.
In deze korte handleiding is bewust gekozen om geen tooltjes van verschillende distributie makers te bespreken. Als je met behulp van de distributie tooltjes verbinding wil maken verwijs ik je naar de distributie handleidingen. Vaak werken deze distributie tooltjes eigenlijk alleen met een X interface (die van RedHat bijvoorbeeld) waardoor de indruk zou kunnen onstaan dat inbellen met de ISP een aangelegenheid is welke alleen onder X zou kunnen (wat uiteraard niet het geval is).
Eerst worden voorbereidende handelingen vericht. Daarna maken we de verschillende scripts aan (welke overigens ook gedownload kunnen worden). Vervolgens gaan we proberen een verbinding te starten en loggen of het goed gaat. Als je speciale ``dingen'' wilt doen dan kun je eventueel het laatste hoofdstuk ook lezen.
De rest van de gegevens kan de PPP server van de provider doorgeven op PPP niveau. Alle overige gegevens (Lokaal IP, Remote IP etc...) moet je dus niet invullen anders kan de verbinding mislukken als je een provider gebruikt welke niet een vast-IP address aan de klanten geeft. Sterker nog zelfs al heb je een vast IP address hoef je niet dat address in te vullen omdat de PPPdeamon dat voor jouw op kan vragen.
Eerst kijken we wat de kernel van onze serieele poorten denkt...
[root@koala ~]# dmesg | grep tty ttyS00 at 0x03f8 (irq = 4) is a 16450 ttyS01 at 0x02f8 (irq = 3) is a 16550A [root@koala ~]# setserial -a /dev/ttyS0 /dev/ttyS0, Line 0, UART: 16450, Port: 0x03f8, IRQ: 4 Baud_base: 115200, close_delay: 50, divisor: 0 closing_wait: 3000, closing_wait2: infinte Flags: spd_normal skip_test [root@koala ~]# setserial -a /dev/ttyS1 /dev/ttyS1, Line 1, UART: 16550A, Port: 0x02f8, IRQ: 3 Baud_base: 115200, close_delay: 50, divisor: 0 closing_wait: 3000, closing_wait2: infinte Flags: spd_normal skip_test
``ttyS0'' is te vergelijken met ``COM1'', ``ttyS1'' is te vergelijken met ``COM2'' onder MS DOS enzovoort.
Mensen met een ISA PnP (Plug and Pray) modem zouden misschien nog deze moeten intialiseren met de ``isapnp-tools'' voordat de serieele poort gezien wordt. Externe modems werken altijd goed (mits de serieele poort goed is natuurlijk ;-) ). Modems welke *NIET* werken met Linux zijn de zognaamde ``Winmodems'' dit omdat dit eigenlijk geen echte modems zijn maar een soort interface welke de CPU van de computer alle "toontjes" laat berekenen. De fabrikanten van deze modems willen geen informatie over het aansturen van deze dingen geven dus ze zullen wel nooit gaan werken met Linux denk ik.
Probeer met het programma ``minicom'' te bepalen waar de modem aan hangt. Met ``ALT-O'' kun je onder serial port setup een andere serieele poort kiezen. Blijf dit proberen totdat de modem een ``OK'' reactie geeft als je ``AT'' intypt in de minicom terminal-emulator.
De meeste handelingen in deze handleiding moeten als de ``root'' user gedaan worden. Met het ``su -l'' commando kun je als normale user tijdelijk ``root'' user worden, zodra je klaar bent als root user kun je met ``exit'' weer terug naar de orginele login shell.