Verder
Terug
Inhoud
Over het algemeen gesproken komen de volgende problemen bij een
werkstation om de hoek kijken:
- Het moet achter zijn eigen IP-adres en zonodig ook
de rest van de Ethernet configuratie zien te komen.
- Het moet bekend zijn met de NFS-server en het mount path naar
het rootbestandssysteem.
De huidige implementatie van NFSROOT in de Linux kernel
(op 't moment 1.3.7x) geeft de volgende mogelijke ``oplossingen'':
- Het IP-adres kan worden achterhaald met RARP, of de volledige
ethernet-configuratie kan aan de kernel worden doorgegeven via kernelparameters
in LILO of LOADLIN.
- Het te mounten NFS-path kan via kernelparameters worden
doorgegeven.
Als dit niet wordt gedaan, gaat de kernel zowel uit van een
RARP-server als ook een NFS-server, en maakt het voor wat betreft
het path gebruik van de meegecompileerde standaardwaarden.
(huidige standaardwaarde in de kernel:
/tftpboot/<IP-adres van de machine>
).
- De client configuratie kan worden achterhaald met BOOTP.
Voor je begint met het instellen van een omgeving zonder disk, zal
je een beslissing moeten nemen of je via LILO óf
LOADLIN zal gaan booten. Het voordeel hiervan is flexibliteit,
het nadeel is snelheid.
Een Linux kernel zonder LILO booten is sneller. Dit
kan wel of geen overweging zijn.
Verder
Terug
Inhoud